De Taijitan methode is een zeer oude Jiu-Jitsu methode, mogelijks de oudste en is equivalent aan de Yawara stijl. Deze zijn niet alleen origineel maar tevens enorm hard vermits zij zich focussen op zelfverdediging. De Taijitan stijl wordt gekenmerkt door onder andere accenten van Karate, Taekwondo, Judo en Aikido.
Tijdens de trainingen wordt een kimono gedragen. Een kimono bestaan uit een witte vest en een witte broek. De vest wordt gesloten door een obi. Het kleur van de obi wordt bepaald door de in de club bekomen gradatie. Een keurig oefenpak (kimono) typeert een adequaat jiu-jitsuka. Op de kimono mag alleen het clubteken en het federale teken voorkomen. uitzonderingen zijn de badges van “sensei” voor de clubtrainer of “instructor” voor de trainer of hoofdmonitor. De vrouwen moeten onder de kimonovest een zwarte T-shirt, zonder zichtbare opschriften, dragen.
Tijdens de trainingen mogen geen sieraden zoals ringen arm- of halskettingen, oorringen, horloges, haarspelden en zo meer, gedragen worden. Het lid is er zich van bewust dat bij een ongeval ten gevolge van het niet naleven van bovenstaande regelgeving de club niet aansprakelijk kan gesteld worden en de verzekering niet tussenbeide komt. Als sieraden (zoals piercings, en dergelijke) niet kunnen verwijderd worden, dienen om veiligheidsredenen en visualisatie dergelijke sieraden afgeplakt te worden en is het lid in kwestie verantwoordelijk bij een letsel ten gevolge van het sieraad.
Elk lid dient het maximum aan hygiënische voorzorgen te nemen. De kimono moet steeds bij het begin van de training fris en proper zijn. Volstrekte reinheid van lichaam en oefenpak is vereist, de nagels van de vingers en tenen moeten altijd kort en proper zijn, lange haren samen gebonden, enz. De obi wordt aangehouden tot in de kleedkamer.
Bij het met elkaar omgaan in de dojo worden bepaalde regels gehanteerd.
Bij het betreden van de dojo wordt staande gegroet (ritsu rei). Dit groeten is niet voor de mat (tatami) bedoeld zoals vaak wordt gezegd. Er wordt gegroet naar de kamiza (the place of honor), uit respect voor de medeleerlingen, de leraar en het “grote principe”. Met dit laatste wordt alles bedoeld wat ten grondslag ligt aan de Japanse krijgskunsten. Bij het verlaten van de dojo wordt, op dezelfde wijze gegroet.
Bij het betreden van de tatami wordt nogmaals gegroet. Het groeten moet er dan voor zorgen dat de jiu-jitsuka alle beslommeringen van buiten de dojo achter zich laat en zich concentreert op datgene wat hij gaat doen. Hij bereidt zich mentaal voor op de training.
Bij het begin van de les, als de sensei (leraar) het sein geeft om te verzamelen, stelt iedereen zich op in musubi dachi op de voorgeschreven plaats.
De zempai (hoogst gegradueerde aanwezige leerling) bepaalt wanneer iedereen gaat zitten (knielen links-rechts). De zempai is dan ook verantwoordelijk voor een goede opstelling van de leerlingen. Het gaan zitten gebeurt pas nadat de sensei is gaan zitten.
De zempai geeft het commando “rei”, iedereen groet naar de leraar. Het geknielde groeten moet rustig en geconcentreerd gebeuren (het moet ongeveer twee seconden duren en dient om de geest leeg te maken). Als de leerlingen hebben gegroet, groet de sensei naar de leerlingen.
Hierna gaat de sensei staan en de zempai geeft het sein waarop iedereen gaat staan (rechts-links).
Bij het commando “matte” dient men onmiddellijk alle activiteiten te onderbreken, desgevallend rechtstaand af te groeten naar de partner en te wachten op instructies van de leraar.
Tijdens het werken in het programma oefenen en ondergaan (telkens per twee) de jiu-jitsuka’s allerhande technieken. Zowel bij aanvang als op het einde van het werken in het programma groeten de twee jiu-jitsuka’s (die met elkaar gaan werken/gewerkt hebben) gelijktijdig rechtstaand naar elkaar. De kleine rechtstaande groet bij het begin en het einde van het beoefenen van Jiu-Jitsu tegenover elkaar getuigt van beleefdheid ten aanzien van en respect voor elkaar.
De leraar beëindigt de les door “matte” te roepen, waarop de leerlingen op hun plaats gaan staan en indien nodig hun kleding in orde maken. Daarvoor dient de leerling zich met de rug naar de sensei te draaien en op de linkerknie te gaan zitten.
De afgroetceremonie is gelijkaardig aan de opstartceremonie.
Wanneer, zo nodig, de kledij van één van de jiu-jitsuka’s in orde moet gebracht worden, gaan de beide jiu-jitsuka’s op de linkerknie met de rug naar elkaar zitten alvorens de kledij in orde te brengen.
Wanneer dit tijdens de opwarming gebeurt, gaat de jiu-jitsuka in de hoek van de dojo, aan de kant waar de leerlingen bij aanvang van de les oplijnen, op de linkerknie met het aangezicht naar de muur zitten alvorens de kledij in orde te brengen.
Onze sport is gevaarlijk en vergt een enorme inzet, zowel geestelijk als fysisch. Het is precies daarom dat ze aan hoge disciplinaire eisen gebonden is. Deze eisen worden onder andere besproken in het clubreglement.
Als de partner (uke) wil aangeven dat de pijngrens is bereikt dan maakt hij of zij dit kenbaar door af te slaan. De jiu-jitsuka respecteert dit en stopt met de oefening.
De telaatkomers mogen de training slechts vervoegen na de toestemming te hebben verkregen van de lesgever. Gedurende de training verlaat niemand de tatami zonder toelating van de lesgever. Verplaatsingen buiten de tatami dienen te gebeuren op sloffen, uitgezonderd voor een trainingsoefening.
Wanneer de lesgever instructies geeft (tijdens de opwarming, tijdens het uitleggen van de oefeningen, enz.) wordt stilte vereist. Tijdens het inoefenen van technieken kan er enkel over het strikt noodzakelijke in verband met de oefeningen gepraat worden en in die mate dat het niet storend is voor de andere beoefenaars.
Een lagere obi is in de dojo eerbied verschuldigd tegenover een hogere obi , echter met dien verstande dat de hogere obi zich steeds zo gedraagt dat hij die eerbied afdwingt.
De kennis en de vaardigheid van de jiu-jitsuka (jiu-jitsu beoefenaar) wordt weerspiegeld door het kleur van de obi (gordelband) die hij/zij draagt om de Kimono dicht te houden.
De jiu-jitsuka begint met een witte obi en kan pas van obi veranderen na een geslaagd examen. Het eerste examen is het examen valbreektechnieken en is een voorwaarde om aan de andere examens te kunnen deelnemen.
Na de witte obi volgen in deze volgorde de gele-, oranje-, groene-, blauwe- en bruine obi. De eerste drie obi’s zijn een representatie van de lagere kyu’s (graden), de drie volgende zijn een representatie van de hogere kyu’s.
Een jiu-jitsuka draagt een obi met het kleur van de kyu (graad) waarin gewerkt wordt en waar er dus een examen dient voor afgelegd te worden.
Een jiu-jitsuka die alle kyu’s heeft afgewerkt zal een zwarte obi dragen. Dit geeft te kennen dat de jiu-jitsuka zich voorbereidt om Samoerai te worden.
Na de zwarte obi komen de Dan-graden. Eenmaal de sportbeoefenaar Samoerai is, zal de obi een herkenning van de behaalde eretitel zijn waar er een examen voor afgelegd werd.
De Dan graden dienen eerste behaald te worden in Taijitan Yoshin Ryu alvorens de clubtrainer het lid zal voordragen als kandidaat om een Dan-graad examen bij de V.J.J.F. Stijl DE WIT af te leggen.
Een training is opgebouwd uit een uur opwarmen en een uur inoefenen van diverse technieken.
De opwarming kan op kracht lenigheid, oriëntatie, snelheid of fysieke uithouding gericht zijn.
Elk lid zet zich maximaal binnen zijn of haar mogelijkheden in.
De lesgever zorgt voor een geleidelijke opbouw van de conditie van elk lid.
Ook mensen zonder conditie krijgen de kans maximaal te groeien. Het is dus niet noodzakelijk om over een basisconditie te beschikken.